Scroll To Top

Specialisten in Spaargeld B.V.'s

Voorstel Wet werkelijk rendement box 3 ingediend bij Tweede Kamer

Op 16 mei 2025 heeft staatssecretaris Van Oostenbruggen (Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane) het nader rapport en het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 ingediend bij de Tweede Kamer.

Met het wetsvoorstel beoogt het kabinet een nieuw stelsel te introduceren voor de belastingheffing over inkomen uit sparen en beleggen in box 3 op basis van het werkelijke rendement uit sparen en beleggen. Bij het opstellen van het wetsvoorstel is ook het advies van de Raad van State meegenomen.

In dit advies zijn diverse alternatieve opties aangedragen. Onderzoek heeft uitgewezen dat dat de aangedragen alternatieven op het vlak van uitvoerbaarheid, complexiteit, juridische houdbaarheid en budgettaire gevolgen niet beter uitpakken dan het in het wetsvoorstel gepresenteerde stelsel. Een stelsel gebaseerd op werkelijk rendement, op basis van een vermogensaanwasbelasting als hoofdregel, gecombineerd met een vermogenswinstbelasting, is in de ogen van het kabinet dan ook de beste optie.

Vermogensaanwasbelasting: 

De grondslag voor de vermogensaanwasbelasting bestaat uit de (positieve of negatieve) reguliere voordelen en uit de (positieve of negatieve) vermogensaanwas, verminderd met de aftrekbare kosten.

De vermogensaanwas wordt berekend door het verschil tussen de waarde van het vermogensbestanddeel aan het einde van het kalenderjaar en de waarde aan het begin van het kalenderjaar te berekenen en dat bedrag te verminderen met stortingen en te vermeerderen met onttrekkingen. Vermogen dat in de loop van het jaar wordt ingebracht in box 3 wordt aangemerkt als een storting. Omgekeerd wordt vermogen dat aan box 3 wordt onttrokken (‘onttrekkingen’) weer bij het eindvermogen opgeteld.

Vermogenswinstbelasting 

Voor onroerende zaken en aandelen in startende ondernemingen geldt een uitzondering: hier wordt een vermogenswinstbelasting toegepast. Dit houdt in dat de waardeontwikkeling van deze vermogensbestanddelen wordt belast op het moment van realisatie, zoals bij verkoop. Reguliere inkomsten uit onroerende zaken en aandelen, zoals huur en dividend, worden belast in het jaar waarin ze worden ontvangen. 

Verliezen:  

Verliezen in box 3 mogen worden verrekend met box 3-inkomen in toekomstige jaren. 

Heffingsvrij resultaat:  

Het heffingsvrij vermogen dat we kennen onder het huidige box 3 stelsel wordt vervangen door een heffingsvrij resultaat. Het voorstel is om het heffingsvrije resultaat op € 1.800 te bepalen. Met een heffingsvrij resultaat wordt bereikt dat belastingplichtigen met een inkomen uit vermogen niet vanaf de eerste euro aan rendement in de belastingheffing worden betrokken. Belastingplichtigen met zowel een vermogen onder de huurtoeslaggrens als een inkomen lager dan het heffingsvrije resultaat hoeven daardoor geen aangifte te doen voor box 3.

De meeste belastingplichtigen met een klein vermogen, dat onder het huidige heffingsvrije vermogen blijft (€ 57.684 in 2025) zullen naar verwachting daarmee ook onder het heffingsvrije resultaat blijven. Voor de berekening van het werkelijke rendement zijn wel meer gegevens nodig dan in de huidige situatie. Het kabinet streeft ernaar de administratieve lasten te beperken door een zoveel mogelijk vooraf ingevuld aangifte inkomstenbelasting.

De beoogde invoeringsdatum van het nieuwe box 3 stelsel is 1 januari 2028. Om deze deadline te halen, moet het wetsvoorstel uiterlijk 15 maart 2026 door de Tweede Kamer zijn aangenomen. Dit is noodzakelijk om banken en verzekeraars voldoende tijd te geven hun systemen aan te passen aan het nieuwe stelsel.

Bron FJA Nationale Nederlanden

 

< terug

INFORMATIEF FISCAAL ADVIESGESPREK

Klik hier voor een informatief fiscaal adviesgesprek